Minsken fan 'e wei, jaargang 2024, nr.6

‘Aan de gemeente van God in Korinte,
geheiligd in Christus Jezus
en geroepen om Gods heiligen te zijn,
en aan allen die de naam
van onze Heer Jezus Christus aanroepen,
waar dan ook, bij hen en bij ons.’
(I Korintiërs 1:2, NBV21)

Moeten we samenwerken?
Op bezoek in gemeentes leggen kerkenraden vaak de vraag naar samenwerking op tafel. Gelukkig is er op dit vlak niets dat moet. Door deel te zijn van de Protestantse Kerk werken we al samen, het is goed om daar ook stil bij te staan. Maar soms wordt de vraag heel concreet, vaak als het niet meer lukt om zelfstandig verder te gaan. En dan is het vaak ook al te laat, omdat er eigenlijk al geen energie meer is om die samenwerking vorm te geven. Daarom leg ik de vraag toch maar eens bij u op tafel. En op zoek naar een antwoord begin ik bij de woorden hierboven uit Paulus z’n brief aan de gemeente in Korinthe.

Gemeente in het grote verband
De woorden waarmee de apostelen hun brieven adresseren geven aan hoe de kerk toen georganiseerd was: met kleine gemeentes die zelfstandig hun weg gingen en toch in geloof onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Van Jeruzalem tot Rome kwamen er steeds meer gemeentes bij. En uiteindelijk waren er ze er zelfs in Sloten, Metslawier en Workum.

Dorpsgemeente
Die kleine plaatselijke gemeente heeft eeuwenlang stand gehouden, waarschijnlijk ook in uw eigen dorp of stad. Door je geloof te delen met de mensen met wie je dagelijks omgaat, krijgt het geloof een gezicht. Je weet van gelovigen ver weg en lang geleden, en natuurlijk teer je op hun wijsheid en moed. Maar met de mensen om je heen moet je het doen. Op die manier raakt het geloof ook verworteld met het leven van alledag en is voor iedereen een geloofsgemeenschap op loopafstand bereikbaar.

Identiteitsgemeente
In de loop der eeuwen kwam er naast de plaatselijke gemeentes en parochies nog een andere vorm om samen te geloven. Mensen die zich niet thuis voelden in de kerk van hun eigen dorp of stad stichten een gemeente met een eigen identiteit. Zo ontstonden er vrij- en rechtzinnige, hoog- en laagliturgische, intellectuele en laagdrempelige gemeentes onder de noemer ‘evangelisatie’, ‘modaliteitsgemeente’ of mooier nog ‘gemeente met smoel’. Ik houd van die gemeentes omdat ze vaak een heel eigen verhaal hebben en zo kunnen verwoorden waar ze voor staan. Ze missen de binding met één dorp of stad, maar zetten daar iets anders tegenover.

Regiogemeente
Nogmaals: de kracht van de dorpsgemeente ligt in de verwevenheid met de mensen en het leven van alledag. Of moet ik zeggen dat het daar lag? Veel dorpsgemeenschappen zijn nog altijd heel vitaal, andere dorpen zijn vooral woonplaats geworden, waarbij het leven in familie-, werk- en verenigingsverband zich ver daarbuiten afspeelt. Soms is de kerk er nog de enige maatschappelijke speler in het veld. En als ook die steeds kleiner wordt, komt als vanzelf de vraag op om ook het geloof buiten de woonplaats te vieren in een regiogemeente van heel veel dorpen bij elkaar. Als je op weg gaat voor je boodschappen, je werk en je ontspanning, kan dat ook voor de kerk.

Kansen en risico’s
Dorpsgemeente, identiteitsgemeente en regiogemeente zijn de basisvormen tot nu toe. De dorpsgemeente heeft de oudste rechten, verbindt geloof en leven, maar loopt ook het risico zo met het dorp te versmelten dat het geloof nog maar moeizaam ter tafel komt. De identiteitsgemeente geeft duidelijk haar eigen geluid, maar kan zich daar ook in verliezen en zo het contact met de buitenwereld kwijt raken. De regiogemeente is door bundeling van krachten efficiënt, maar kan daardoor ook wat kleurloos worden. Met een mengvorm kun je wellicht kansen benutten en toch risico’s vermijden.

Regiogemeente met focus op de dorpen
Wanneer een dorpsgemeente te kwetsbaar is geworden om zelfstandig door te gaan, maar er toch nog mooie kansen liggen omdat het dorp nog altijd naast woonplek vooral een gemeenschap is, zou het zonde zijn om zondermeer op te gaan in een regiogemeente. Maar dat hoeft ook niet. Je kunt ook een regiogemeente vormen die juist als doel heeft het kerkelijk leven in de dorpen overeind te houden. De kerkenraad regelt dan centraal wat er centraal allemaal te regelen valt, maar stelt ook in elk dorp een kleine commissie in die bijvoorbeeld het onderling pastoraat, het contact met school en dorpsbelang, het schoonmaken van de kerk en de wekelijkse bloemengroet verzorgt. De zondagse viering is bij voldoende deelname in het eigen dorp, en anders bij toerbeurt in één van de andere dorpen in de regio. Kerkordelijk is dat prima te regelen, op voorwaarde dat je elkaar iets gunt en elkaar vertrouwt.

Regiogemeente met variatie in identiteit
Dezelfde formule kun je ook toepassen wanneer je niet zozeer verschillende dorpen, als wel verschillende vormen van geloofsbeleving met elkaar wilt verbinden. De grote, gezamenlijke kerkenraad kan dan beslissen over de zakelijke kant van het verhaal, kleine commissies kunnen zorgen voor vieringen in oecumenische, evangelische, confessionele of maatschappij-kritische sfeer. Ook dit is kerkordelijk goed te doen, mits je elkaar vertrouwt en elkaar iets gunt.

Dorpsgemeente met eigen identiteit
Om het lijstje compleet te maken noem ik ook nog gemeente met een uitgesproken eigen identiteit die toch volop verbonden is met bijvoorbeeld het dorp of de wijk waar haar kerkgebouw staat. Of andersom: een dorpsgemeente die langzaam maar zeker een heel eigen karakter heeft gekregen.

Waar sta je?
Het is een aardige oefening om met elkaar uit te vinden in welk van bovenstaande modellen je je eigen gemeente herkent. Waarschijnlijk wel in meer dan één, het leven is nooit helemaal in modellen te vangen. Maar de meesten zullen zich wel in de dorpsgemeente herkennen. Bij sommigen begint dit beeld wat te kraken omdat de dynamiek in en met hun omgeving verdwijnt, bij anderen ook omdat ze zelf te kwetsbaar zijn geworden. En dan komt als vanzelf een volgend gesprekspunt op tafel.

Waar wil je naartoe?
‘Blijf af van wat goed werkt’ leerde een monteur me ooit, waarschijnlijk niet wetend dat ik ook bij niet werkende techniek graag op afstand blijf.  Maar ik vertaal het graag naar de kerk: voer geen grote reorganisatie door in een gemeente waar alles lekker loopt. Pas als het dreigt te gaan schuren is het tijd om de koers te verleggen. Voor veel gemeentes in onze classis zal het dan richting regiogemeente gaan, waarbij ik duidelijk heb willen maken dat dit door focus op de dorpen of ruimte voor diversiteit niet onherkenbaar en onpersoonlijk hoeft te zijn. Ik raad elke gemeente aan om dit gesprek over de koers met elkaar alvast een keer aan te gaan.

Moeten we samenwerken?
Daar is nog een keer die vervelende vraag, en nog steeds is het antwoord: nee, we moeten niets. We kunnen er wel alvast over nadenken. Misschien zou uw gemeente er wel mee geholpen zijn. En nog belangrijker: misschien zou een gemeente bij u in de buurt ermee geholpen zijn. De vraag naar samenwerking is niet alleen urgent voor kwetsbare gemeentes, maar juist ook voor de gemeentes om hen heen. Ik praat daar graag nog eens met u over door.


Met hartelijke groet,

ds. Riemer Praamsma, uw classispredikant
(06-58013225 | r.praamsma@protestantsekerk.nl)

Zie ook de website: classisfryslan.nl
 

terug